Geschiedenis
Mocht er vroeger op de plaats van de Dorpskerk eens een heel eenvoudig kerkje gestaan hebben, in 1567 werd de eerste steen gelegd voor het huidige kerkgebouw dat oorspronkelijk een parochiekerk was, gewijd aan de Heilige Antonius van Padua.
In 1604 was het eenvoudige bedehuis, inmiddels in gebruik als kerk van de Hervorming, al te klein geworden. Men besloot daarom de kerk te vergroten en ook een toren te bouwen, die er tot dusver niet was geweest. De kerk werd naar de westkant doorgetrokken, naar de kant dus waar de toren kwam te staan. Dorp en polder telden kort na de 16e eeuwwisseling ruim 300 huizen en de kerk was weer te klein geworden; daarom werd ze in 1621 aan de noordzijde vergroot. In 1625 werd er een orgel in geplaatst om de gemeentezang te begeleiden. Het gesneden doophek dateert eveneens van 1625; de preekstoel is van ruim 1700; de lezenaar op arm van 1712 werd door Petrus Backer te Rotterdam gegoten. De doopbekkenhouder en de twee armluchters zijn van 1734 en de voorlezerslezenaar dateert van 1735.
Door de verdere aanwas van de bevolking was in 1650 nogmaals een vergroting van de kerk nodig geworden; het zuidelijk deel werd er aan toegevoegd. Ter herinnering aan die bouw zijn in de kerk in één van de muren twee stenen geplaatst. De grote heeft tot opschrift: “Anno 1651 Ghecommitteerden tot vergrootinghe van dese kerck D Daniel Roelat Predicant- Andries Dedinte Balliu ende Dickg-Gillis Pandelaert Rentm.-Hendrick Goverts van Ravewaen Kerckmr van Out-Beierlant”.
Inmiddels waren de bezigheden van de predikant zo zeer uitgebreid, dat deze het werk niet meer af kon. In 1663 werd een tweede predikant beroepen. Op een geschikte bewaarplaats voor het archief te hebben, werden in 1679 en 1680 door het kerkbestuur twee diaconiekisten aangekocht. Elke kist is van drie verschillende sloten met bijbehorende sleutels voorzien; drie leden van het kerkbestuur hadden elk een verschillende sleutel. De kisten konden alleen geopend worden als alle drie hun medewerking verleenden. De kisten staan in het Gravinnehuisje.
In de jaren 1783 en 1784 zal de kerk een leien dak gekregen hebben, dat het oude roodpannen dak verving. De timmerman Herbert van Ruijtenburg kwam er aan te pas. Zijn rekening beliep in het totaal ƒ 960.16,-.
In 1790 is een zilveren doopbekken geschonken met de volgende inscriptie: ‘Ter gedagtenis van Christoffel de Marre In zijn leven Reitatuur Generaal der Indische Negotie Boeken geboor tot Amsterdam den 4 November 1704 overleden tot Lampong Samanka den 2 Junij anno 1744 Oud 39 jaar 6 maanden 28 dagen. Precent door Cornelis van Dijk aan de armen van Oud-Beijerland anno 1790″ In 1808 toen de kerk weer te klein geworden was, werd aan de zuidzijde de wezengaanderij gebouwd. In 1886 werd aan de noordzijde de vrouwengaanderij gebouwd. Deze werd aanbesteed voor ƒ 715,80; ze was bestemd voor vrouwen en voor de kinderen van het diaconieweeshuis.
In 1925 is de noordoost- en zuidoostzijde vergroot met de tegenwoordige rechte en schuine beuk, de oostelijke gaanderij, het trappenhuis en de vestibule.
Toren
In 1604 werd aan de westzijde van de kerk, de toren gebouwd. De klok, door Henricus Meurs gegoten, werd Sabina gedoopt, want Sabina van Egmond had de kosten voor de bouw van de toren en voor de aanschaffing van de klok op zich genomen. Boven de ingang van de toren vindt men dan ook om begrijpelijke redenen het geslachtswapen van Sabina van Egmond. Deze klok was de grootste van de twee, die tot 1943 in de toren hingen. Zij draagt het wapen van genoemde Sabina en heeft tot opschrift “Geschonken bij de hoogeboorn vrouwe sabina e egmont geboorne princesse graafinne v solms en vrouwe v Beijerlant henricus Meurs me fecit 1604”. Haar taak is omschreven in het klassieke “Vivos voco, mortuos plango et fulgura frango”, dit wil zeggen: Ik roep de levenden, beween de doden en weer de bliksemen af.
De tweede klok, de zogenaamde kleine bel was in 1656 door Jean Paris gegoten en door ds. Rolandus geschonken. Deze klok droeg tot opschrift: Andries hesselt de Dinter bailliuv Daniël Rolandus Predicant Dirck Visser Kerckmeester Adriaen sijdervelt fabrijck van Out Beijerlant. Jean Paris me fecit 1656″. Deze bel was in 1906 bij het luiden gebarsten, waarna ze in 1907 werd overgegoten. Bij die gelegenheid werd aan het opschrift het volgende toegevoegd: “A. van Lith, Burgemeester, J.Bouman, Secretaris, G.Smit Fopzoon, Gemeente-Architect, B. Eys-Bouts heeft mij vergooten in 1907”.
In 1943 werd eerst de kleine en een paar dagen later de grote bel weggehaald, dit wil zeggen gestolen door de Duitsers. Bij het transport over het IJsselmeer zonk “door onbekende oorzaak” het schip, waarin de grote bel geladen was en daaraan hebben we het te danken, dat hij op 3 juli 1946 zijn oude plaats in de toren weer kon innemen en zijn vroegere functie kon hervatten. De kleine bel is nooit meer terug gezien en is in 1955 vervangen door een nieuwe klok. Deze nieuwe klok werd ter gelegenheid van de 10e herdenking van de bevrijding van het Duitse juk door de heren A.A. en K.K.K. de Koning, vormende de directie van J.de Koning Azn. N.V. te Oud-Beijerland aan de gemeente aangeboden. Op de klok is de volgende inscriptie aangebracht:
Klokke, laat uw blijde klank
Ons steeds brengen vreugd’ en dank
Nooit een ramp of tegenspoed
Immer goede levensmoed
Alsmede het wapen van de gemeente, de namen van de schenkers: A.A.de Koning en K.K.K.de Koning, de datum an de schenking 5 mei 1955, de namen van de leden van het dagelijks bestuur van de gemeente: S.Hammer, burgemeester, J.Baars en J.van Dijk, wethouders, A.Schipper, secretaris en de naam van de vervaardiger van de klok: Van Bergen, Heiligerlee. In 1750 raakte de toren in brand; hij werd herbouwd en was voortaan het eigendom van de burgerlijke gemeente. In 1798, in de z.g. Franse tijd, kwamen alle torens en alle torenuurwerken in ons hele land in eigendom en onderhoud bij de verschillende burgerlijke gemeenten. Omdat de toren hier toen reeds gemeente-eigendom was, ging in 1798 alleen het uurwerk naar de gemeente over. In 1912 was het uurwerk totaal versleten en werd het door een nieuw vervangen, met vier wijzerborden met uur- en minutenwijzers; de kosten bedroegen ƒ 450,-. De vorige wijzerborden hadden alleen maar een uurwijzer, zodat men nooit nauwkeurig kon zien hoe laat het was. In 1936 werd een installatie voor het electrisch luiden aangebracht. De blikseminslag van8 maart 1939 als gevolg waarvan een aanzienlijk deel van de spits laagzaam wegsmeulde en de haan tenslotte op het dak van de consistoriekamer terecht kwam, ligt velen nog in het geheugen.
In 1980 en 1981 is de toren geheel gerestaureerd. De vele eiken balken binnen de toren werden geheel vervangen door nieuwe. Het werk werd uitgevoerd door de firma Woudenberg te Ameide.
Gravinnehuisje
Lamoraal van Egmond, geboren in 1522 te Hamalde, een dorp in Henegouwen, was zonder twijfel één van de grootste mannen van zijn tijd. In zijn jeugd was hij page van Keizer Karel V. Hij diende in het leger van de Keizer en trouwde in 1545 met Sabina van Beijeren. Hij is de bekende graaf die, samen met de graaf Hoorne, op 5 juni 1568 op de Grote Markt te Brussel, op last van Alva werd onthoofd. De gemalin van Egmond had, nadat zijn goederen verbeurd verklaard waren, met haar elf nog jonge kinderen toevlucht in een klooster gezocht. Na de Pacificatie van Gent in 1578 werden de goederen weer aan de familie teruggegeven. In 1593 de bezittingen en de Heerlijkheidsrechten in handen van Sabina, de achtste van de elf kinderen van de Graaf van Egmond en Sabina van Beijeren.
Op 14 maart 1595 (of 1596, het jaar is niet geheel zeker) huwde zij, als Sabina van Gaveren, gravin van Egmond, in Delft met de graaf: George Everhardt van Solms. Zij overleed in 1614 te Delft, 52 jaar oud. Haar stoffelijk overschot werd in een grafkelder in een uitbouw van de kerk, het Gravinnehuisje, bijgezet. De ondiepe kelder in het nieuwe (1925) Gravinnehuisje, waar de loden kist thans in geplaatst is, wordt door een zeer zware steen gedekt met het wapen van een latere Ambachtsheer, Jan de Cerff. Op het bord naast het graf van Sabina leest men het volgende tijdvers:
SabIIn Van EgMont WIIs, ooCk troV prInCes In ’t LeVen StIerf IVnI tWIntICh een, ’t LIICk rVst aLhIer beneVen.
Als men de Romeinse cijfers I i s 1, V is 5, W is 10, L is 50, C = 100 en M is 1000, samentelt, dan krijgt men in de eerste regel 1281, in de volgende 333. Samen 1614, haar sterfjaar. Onder het tijdvers staat: “Saligh sijn de dooden, die in den Heere sterven”. (Openb. 14:13).
Gebrandschilderde ramen
Mogelijk zijn al direct na de bouw van de kerk in 1567 gebrandschilderde ramen aangebracht. Het is bekend dat één van de ramen het opschrift bevatte: Den Baelgu, schout, schepenen ende Secretarrijens hebben uuyt lyeffden ende Caritaten dit glas gegeven; den Almoghende Heer wil haer allen verleenen syn eeuwyghe leven. ANNO 1567 Jacob Ariaen zoen, Nyclaes de Kantter, Baelgu. Zoals bij veel kerkgebouwen was men niet staat om deze ramen te onderhouden. Aan het eind van de 18e eeuw waren alle gebrandschilderde ramen vervangen door ramen met gewoon glas. Dit duurde tot na de Tweede Wereldoorlog. Op 12 juli 1947 werd een drietal ramen onthuld. Het ontwerp was van ir. M.C.A. Meischke, de uitvoering was van de Rotterdamse glazenier E. Warffemius. In 1949 volgde een vierde raam van dezelfde ontwerper en dezelfde glazenier. Een vijfde raam volgde in 1954. In 2000 werd een tweetal ramen toegevoegd. Deze ramen zijn ontworpen door Peggy Hermans en Berbel de Wildt en werden gemaakt door Jilleba in Leiden.
De beschrijving van de eerste vier ramen, zoals die in 1947 en 1949 werd samengesteld, kunt u hier downloaden.
U kunt ook de ramen afzonderlijk bekijken:
- Catechismus-raam
- Vredesraam
- Raam Geloof, Hoop en Liefde
- Raam Verdrukking en Verlossing
- Raam Job
- Raam De Zaaier
- Raam De Uittocht
- Overige foto’s van de Dorpskerk
Orgel
In vroeger jaren was het de gewoonte, dat op Nieuwjaarsdag de kerkenraadsleden, vergezeld van de kerkmeesters en de weesvader, zich naar het huis van de predikanten begaven om daar de predikanten geluk te wensen met de intrede van het nieuwe jaar. Ook op 1 januari 1826 deed men dit en het was de pastorie van ds.A.P.W.Noordink, dat het gezang in de gemeente ter sprake werd gebracht. Dikwijls was de wens om een orgel in de kerk te krijgen naar voren gebracht. Deze avond echter, besloot men spijkers met koppen te slaan en men legde een intekenlijst op tafel, waarop direct tot een bedrag van ruim 400 gulden werd ingetekend. Voor goed begrip: het orgel uit 1625 was reeds lang weer weg. Om het doel te bereiken kwam er een commissie bestaande uit leden van het gemeentebestuur, de kerkenraad en het kerkbestuur. Er kwamen veel giften uit de gemeente.
De heer J.Robbers, organist van de Grote Kerk en Klokkenist van de stad Rotterdam werd als adviseur aangesteld. Aan twee orgelbouwers werd prijsopgaaf gevraagd; één van hen deelde mede dat hij genoeg werk omhande had; met de andere, de heer C. van Oeckelen te Breda, bereikte men overeenstemming. Deze ou het orgel vervaardigen en de daaromheen te plaatsen kast bouwen, volgens het door de heer Robbers gemaakte bestek, voor de bedragen van respectievelijk ƒ 2800,- en ƒ 700,-. Als datum van oplevering werd bepaald 28 februari 1827. De ingebruikname van het orgel ondervond ondanks het harde werken van de orgelbouwer vertraging; besloten werd om de officiële ingebruikneming te bepalen op 16 april, zijnde Tweede Paasdag. ds. La Lau zou de dienst leiden en als organist zou de heer J.Robbers optreden. In de jaren 1966/’67 vond een zeer ingrijpende restauratie en uitbreiding van het orgel plaats, waarbij niet alleen het front een ware metamorphose onderging, maar waardoor het orgel feitelijk geheel werd vernieuwd. Bron: K.Siderius;
Uit vervlogen dagen. Bewerking W.P.J.Goosens en J.Schipper. Oud-Beijerland 1967.
Luister hier naar het van Oeckelenorgel van het van Oeckelen-orgel